Evaluatierapport ondersteunt pleidooi voor wet op rijksinspecties

De uitkomsten van de brede evaluatie van de kaders voor rijksorganisaties op afstand ondersteunen het pleidooi van de Inspectieraad voor een wettelijke verankering van de positie van rijksinspecties. Het rapport ‘Heldere kaders voor soepel samenspel’ van onderzoeksbureau AEF is vandaag naar de Tweede Kamer gestuurd en openbaar gemaakt.

foto van een hamer met 2 wetsboeken

Brede evaluatie

AEF onderzocht in de afgelopen maanden in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) de manier waarop ‘organisaties op afstand’ formeel en in de praktijk functioneren. Het keek onder meer naar zelfstandige bestuursorganen, agentschappen, planbureaus en de rijksinspecties. Hoe verhouden deze organisaties zich tot hun ‘moederdepartementen’, de ministeries waar zij op de begroting staan?

Democratisch gelegitimeerde onafhankelijkheid

In het kader van deze evaluatie pleitte de Inspectieraad in mei 2020 in een brief aan staatssecretaris Knops van BZK voor een Wet op de rijksinspecties. Nu is de onafhankelijkheid van rijksinspecties nog via een aanwijzing van de minister-president geregeld, dus zonder tussenkomst van het parlement. Dat werkt in de praktijk wel, maar een regeling die door beide Kamers is gelegitimeerd in de vorm van een wet geeft die onafhankelijkheid niet alleen een stevige juridische verankering maar ook een democratische bedding. Het rapport van AEF ondersteunt deze redenering:

“We concluderen dat de Aanwijzingen inzake de Rijksinspecties een goede bijdrage leveren aan de onafhankelijkheid van inspecties. Toch is verdere versterking mogelijk en op een aantal punten ook noodzakelijk. Daarvoor is het nodig om de inhoud van de Aanwijzingen op een aantal aspecten te versterken en uit te breiden. Ook kan verankering van hun positie bij wet zorgen voor een beter democratisch gelegitimeerde afspraak over de verhouding tussen Kamer, minister en rijksinspecties, die nu ontbreekt.”

Financiële autonomie als randvoorwaarde

De Inspectieraad pleitte in zijn brief van mei 2020 ook voor meer financiële autonomie om te voorkomen dat via de geldbuidel gestuurd wordt op het handelen van inspecties. Ook op dit punt geeft het rapport van AEF ondersteuning.

Bij de Aanwijzingen inzake de rijksinspecties zien we dat de balans tussen onafhankelijkheid en ministeriële verantwoordelijkheid waarnaar het kader streeft, in de praktijk nog niet overal op orde is. Zo zou de reikwijdte van de Aanwijzingen verbreed kunnen worden naar het terrein van de financiering van rijksinspecties, waarop sprake is van een grote diversiteit tussen inspecties.”

Maatschappelijke verantwoording

In een wet op de rijksinspecties moet geregeld worden waar een minister zich wel of niet mee mag bemoeien. Die inperking brengt volgens AEF wel met zich mee dat inspecties zich moeten verantwoorden over hun werkwijze. Die redenering spoort met de inzet van de Inspectieraad. In een tweede brief aan staatssecretaris Knops, december 2020, ging de Inspectieraad uitvoerig in op het belang van het afleggen van verantwoording door rijksinspecties. En dan niet alleen

aan de eigen minister, of via een jaarverslag aan het parlement, maar ook breder aan de samenleving als geheel. Bij de verantwoording van de resultaten van het toezicht willen we de aandacht meer richten op de maatschappelijke opbrengsten van ons toezicht.

De Inspectieraad ziet de evaluatie als een belangrijke stap op weg naar een Wet voor het inspectietoezicht, waar ook in de Tweede Kamer aandacht voor is gevraagd, bijvoorbeeld met de motie Kuik. De Inspectieraad hoopt dat het kabinet op korte termijn de benodigde vervolgstappen zal zetten.